door Rinke
Delen
Delen
Uitgangspunt
Een van de onderscheidende kenmerken van de mens is onze neiging en het vermogen om problemen op te lossen. Effectieve probleemoplossers weten welke vragen ze moeten stellen om de hiaten op te vullen tussen wat ze weten en wat ze niet weten.
Effectieve vragenstellers zijn geneigd om een reeks van vragen te stellen:
- Welk bewijs hebben we?
- Hoe weten wat waar is?
- Hoe betrouwbaar is deze bron?
Ze stellen ook vragen over alternatieve standpunten:
- Uit wiens oogpunt kijken, lezen, luisteren we?
- Vanuit welke hoek, wat voor perspectief, bekijken we deze situatie?
Effectieve vragenstellers vormen vragen die causale verbanden en relatie leggen:
- Hoe zijn deze (mensen, gebeurtenissen, situaties) aan elkaar verwant?
- Wat maakt deze verbinding?
- Is het belangrijk? Voor wie en waarom?
Soms stellen ze hypothetische problemen, gekenmerkt door de “wat als” vragen:
- Wat als ik iemand anders was, zou ik er dan ook zo over denken?
- Zou het ook anders kunnen? Wat zou er gebeuren als……?
Vragenstellers herkennen discrepanties en verschijnselen in hun omgeving en zoeken naar de oorzaak daarvan:
- Hoe hoog kunnen vogels vliegen?
- Waarom groeit haar op mijn hoofd zo hard, terwijl haar op mijn armen en benen heel langzaam groeit?
- Wat zou er gebeuren als we een zoutwatervis in een zoetwater aquarium stoppen?
- Wat zijn alternatieve oplossingen, anders dan oorlogen, voor internationale conflicten?
Sommige leerlingen zijn zich niet bewust van de functies, of intenties in vragen. Zij beseffen niet dat vragen kunnen verschillen in complexiteit, structuur en hun doel. Deze leerlingen stellen simpele vragen die moeten leiden tot maximale resultaten. Wanneer zij geconfronteerd worden met een discrepantie, ontbreekt het hen aan een strategie om een oplossing te zoeken en te vinden.
Leerlinggedrag
Na verloop van tijd, willen we een verschuiving zien van de leraar die vragen stelt die problemen opleveren in de richting van de leerlingen die vragen stellen en zo zelf de problemen vinden. Leerlingen worden alerter in het herkennen van discrepanties en verschijnselen in hun omgeving en zijn meer geneigd om te informeren naar de oorzaken daarvan. Ze tonen toegenomen behendigheid in het strategisch benaderen van problemen, met een grotere interesse en uitdaging. Ze genieten van en zoeken naar mogelijkheden om te leren van het oplossen van problemen.
Kinderen stellen van nature vragen. Ze stellen vragen uit nieuwsgierigheid, intrige of interesse. Maar toch, met de juiste instructie – en tijd voor reflectie – beginnen kinderen meer strategische vragen te stellen. Advocaten gebruiken verhoor strategieën met getuigen om hun zaak te bouwen. Wetenschappers vormen een serie van vragen om bewijs te verzamelen die een theorie onderbouwen of weerleggen. Zo ook beginnen de leerlingen vraagstrategieën te formuleren om hypothesen te toetsen, data zoekopdrachten te begeleiden, resultaten te verduidelijken, of bedrieglijke redeneringen aan het licht te brengen.
Het doorkomen van de complexiteit van een taak vereist een conceptueel kader van vragen die geformuleerd kunnen worden. Dit impliceert dus dat leerlingen bij het stellen van strategische vragen een mentale kaart in hun hoofd hebben. Bijvoorbeeld, het plannen van een reis vereist vragen over schema’s, tijdlijnen, alternatieven bestemmingen, aankomst, vertrek, en locaties. Het plannen van een wetenschappelijk experiment vereist vergelijkbare soorten vragen over de taak bij de hand te hebben: gereedschappen en benodigdheden, mogelijke strategieën, een stappenplan en bewijs dat er een conclusie valt te trekken uit het experiment. Met de tijd en veel oefening zullen de vragen van leerlingen meer flair, macht en complexiteit krijgen. Ze breiden hun assortiment en repertoire van soorten vragen steeds verder uit. Ze weten hoe ze vragen moeten ontwerpen om gegevens te verzamelen; gevolgtrekkingen te maken; experimenten te begeleiden; en te creëren, toe te passen en conclusies te trekken.
Uiteindelijk kunnen ze de functie van een vraag en hun werk uitleggen, evenals de reden voor de keuze van bepaalde vragen. Leerlingen zien snel hoe de betekenis en de kracht van een goede vraagstelling hen kan leiden tot een beter begrip. Hun participatie in de klas toont bewijs van vragen over de authenticiteit van een werk, het standpunt van een auteur, de mogelijke noodzaak van meer data, of een bepaald onderdeel dat onderzocht moet worden. Hun vragen stimuleren ook weer het denken van anderen, het aantal klassikale vragen neemt toe.
Bron: Habits of Mind Nederland
Blijf op de hoogte
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang 4 tot 6 keer per jaar de nieuwsbrief met inspiratie, ontwikkelingen en lesmateriaal!
Het kan zijn dat deze de eerste keer in de spam terecht komt.
Door je in te schrijven ga je akkoord met onze privacyverklaring.