Uitgangspunt

Taalverfijning speelt een cruciale rol bij het verbeteren van iemands cognitieve vaardigheden en het vermogen om kritisch na te denken, wat de kennisbasis is voor effectief handelen. Het tegelijkertijd verrijken van de complexiteit en specificiteit van taal levert effectief denken op. Taal en denken zijn nauw met elkaar verweven; zoals beide zijden van een munt, ze zijn onafscheidelijk. Een vage taal is een weerspiegeling van vaag denken. Intelligente mensen streven ernaar om nauwkeurig te communiceren, zowel in schriftelijke als in mondelinge vorm. Ze zorgen ervoor om precieze taal te gebruiken, definiëren termen en gebruiken de juiste namen en labels om zaken te benoemen. Ze proberen generalisaties, vervormingen en het weglaten van informatie te voorkomen. In plaats daarvan ondersteunen en nuanceren ze hun uitspraken met uitleg, vergelijkingen, kwantificering en bewijs.

 

Soms horen we leerlingen en volwassenen vage en onnauwkeurige taal gebruiken. Ze beschrijven evenementen met woorden als raar, leuk en oké. Ze benoemen specifieke voorwerpen met niet opvallende woorden als dingen, rommel, spullen en ‘het zal wel’. Ze accentueren zinnen met zinloze teksten als ‘je weet wel’, ‘dat ene’ en ‘uh’. Ze gebruiken vage of algemene zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden: Zij vertelden me om het te doen, Iedereen heeft er een, of Leraren begrijpen me niet. Ze gebruiken niet-specifieke werkwoorden: Laten we het doen. Op andere momenten gebruiken ze onduidelijke vergelijkingen: Deze frisdrank is beter, Ik vind het leuker.

 

Leerlinggedrag

Naarmate leerlingen meer exacte taal verwerven voor het beschrijven van hun werk, beginnen ze concepten te herkennen, belangrijke kenmerken te identificeren, overeenkomsten en verschillen te onderscheiden en meer grondige en rationele opvattingen te maken.

Als waardeoordelen worden vastgesteld, bieden leerlingen spontaan de criteria aan waarop de beoordelingen zijn gebaseerd. Bij het vergelijken, beschrijven ze de kenmerken en de betekenis van hun vergelijking. Ze vermelden de redenen achter hun generalisaties en verstrekken vrijwillig gegevens ter ondersteuning van hun conclusies.

Leerlingen die deze habit hebben ontwikkeld gebruiken juiste benamingen voor voorwerpen, ideeën en processen. Wanneer universele etiketten niet beschikbaar zijn, gebruiken ze analogieën zoals ‘Dat is halvemaanvormig’ of ‘Het is net een vlinderdas’ om uit te leggen wat ze bedoelen. Ze spreken in volledige zinnen, geven vrijwillig ondersteunend bewijs voor hun ideeën, werken samen, verduidelijken en definiëren hun terminologie. Over het algemeen wordt hun spraak beknopter, beschrijvend en samenhangend.

 

Bron: Habits of Mind Nederland

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang 4 tot 6 keer per jaar de nieuwsbrief met inspiratie, ontwikkelingen en lesmateriaal!
Het kan zijn dat deze de eerste keer in de spam terecht komt.
Door je in te schrijven ga je akkoord met onze privacyverklaring.